Schrijf uw onderschrift hier
Schrijf uw onderschrift hier
Kennisflits 2024:4 ICAR 8 Geen kinderen in tehuizen
In juli 2024 werd in Minneapolis dé grote internationale conferentie over adoptieonderzoek ICAR 8 georganiseerd. Het overkoepelende thema pakte eigenlijk weer op waar interlandelijke adoptie destijds voor startte: ‘Een veilig en permanent gezin voor elk kind, hoe doe je dat wereldwijd?’
Interlandelijke adoptie wordt momenteel in Nederland afgebouwd. De laatste jaren ging het nog maar om kleine aantallen kinderen die naar Nederland kwamen omdat er in hun eigen land geen opvang in een gezin kon worden gevonden. Vaak gaat het dan om kinderen die opgevangen zijn in een tehuis. En juist dat, opvang in een tehuis, is niet goed voor kinderen, zeker niet voor kinderen onder de drie jaar. Dat werd ook in dit congres weer door verschillende presentaties bevestigd.
Geen kindertehuis maar een gezin
In eerdere ICAR conferenties zagen we het bevestigd in onderzoek na onderzoek: verblijf in een tehuis, vooral in de eerste jaren, schaadt een kind op allerlei terreinen: gezondheid, groei, ontwikkeling van het brein, IQ, hechting, om maar wat te noemen. Dit kon worden vastgesteld door kinderen in tehuizen te vergelijken met kinderen bij hun eigen ouders. In studies waarbij kinderen vanuit tehuizen in liefdevolle gezinnen werden geplaatst leerden we dat dit heel veel herstel kon bewerkstelligen. Hoe vroeger in een gezin en hoe korter in een tehuis, hoe beter het is. Daarnaast geeft de permanentie (een stabiele plek en een familie voor altijd) van een adoptiegezin kinderen een betere kans op herstel dan pleeggezinnen - kinderen worden in pleegzorg vaak overgeplaatst en pleegzorg stopt bij volwassenheid. Veel landen, inclusief Nederland hebben dan ook de VN-Richtlijnen voor Alternatieve Zorg ondertekend, die aangeven dat kinderen niet in een tehuis, maar in een gezin moeten opgroeien. Volgens de Rechten van het Kind hebben ze daar ook recht op.
Laag- en middeninkomenslanden
ICAR8 had als thema hoe adoptie wereldwijd past binnen een goed kinderbeschermingssysteem. Daardoor was er specifiek veel aandacht voor beleid in landen van waaruit oorspronkelijk veel kinderen geadopteerd werden, en waar men nu probeert kinderen een gezin in plaats van een tehuis te bieden. De presentaties lieten zien dat men hier volop mee bezig is, maar dat het niet meevalt. Deze ‘deïnstitutionalisering’ vraagt veel tijd, middelen, strategische planning, nieuwe wetten, betrokkenheid van kerk en stamhoofden, en van grote fondsen. Enerzijds moet hiermee worden voorkomen dat kinderen uit huis geplaatst moeten worden. Anderzijds moet een vangnet worden ontwikkeld voor wanneer dat niet mogelijk is, en wordt adoptie en pleegzorg ontwikkeld. Daarbij moeten adoptie- en pleegouders goed worden voorbereid en ondersteund, en begeleid bij de impact die negatieve jeugdervaringen op kinderen kunnen hebben. Uit meerdere presentaties bleek opnieuw dat een goede relatie en warme zorg vanuit het alternatieve gezin de sleutel vormen voor het herstel van kinderen en hun kansen op een beter leven. Tegelijkertijd kunnen hun voorgeschiedenis en de vooroordelen waarmee zij te maken krijgen, dit proces ingewikkelder maken.
Drempels
En er zijn andere belemmeringen. Zo staat adoptie in sommige landen in de schaduw van interlandelijke adoptie. Dit komt door een combinatie van misvattingen, zorgen en het imago dat adoptie een duur proces is. In verschillende landen en bevolkingsgroepen is de bloedband zo belangrijk dat adoptie of pleegzorg cultureel niet geaccepteerd wordt. Het gemis aan documenten is ook een veelvoorkomend probleem, dit speelt niet alleen in interlandelijke adoptie. En als lokale aspirant adoptie- of pleegouders zich beschikbaar stellen, dan moeten ook zij er rekening mee houden dat het vaak gaat om Special Needs plaatsingen: oudere kinderen, siblings, of kinderen met een beperking. Vooral de opvang van de laatste groep is zorgelijk. Zoals een presentator uit Moldavië zei: ‘Bij ons is een tehuis voor gezonde kinderen een tijdelijke maatregel, voor kinderen met een beperking een permanente’. Ze was hier echt terneergeslagen van.
Mooie initiatieven
Er werden ook mooie initiatieven getoond: katholieke zusters in Kenia die eerst werkten in tehuizen, maar zich nu inzetten voor het plaatsen van kinderen in gezinnen. Een tehuis in Sierra Leone dat nu dient als een lokaal ondersteuningscentrum voor gezinnen, met programma’s over hechting en opvoeding, om zo te voorkomen dat kinderen uit huis geplaatst moeten worden. In Oost-Afrika probeert het project Spoon de veel voorkomende ondervoeding in kindertehuizen tegen te gaan.
Children First Software is een registratiesysteem dat speciaal is ontwikkeld voor lage- en middeninkomenslanden. Het biedt een betaalbare manier om een overzicht te krijgen van waar kinderen zonder ouderlijke zorg zich bevinden, welke documenten ze missen, of ze nog familie, broers, zussen of grootfamilie hebben en of iemand voor ze kan zorgen. Daarnaast registreert het ook kenmerken van mogelijke adoptie- of pleegouders, om de kinderen te kunnen matchen aan een nieuw gezin wanneer niemand binnen het netwerk voor de kinderen kan zorgen. Zo mogelijk in eigen land, maar zo nodig kan worden uitgezocht of kinderen gebaat zouden zijn met een gezin via interlandelijke adoptie.
Want dat is ook duidelijk: niet in alle landen kunnen momenteel kinderen in gezinnen in hun eigen land opgevangen worden. En er leven - ondanks de goede bedoelingen - nog steeds veel te veel kinderen in kindertehuizen.
Een overzicht van Gera ter Meulen vanuit ICAR8, Minneapolis, USA, 8-12 juli 2024.
ICAR8 werd georganiseerd door Dana Johnson, Twin City University of Minnesota
Kennisflits 2024:3 Weeskinderen in China
Veel weten we hier niet van, maar de Chinees-Britse onderzoekster Shian Yin onderzocht Chinese wetenschappelijke publicaties en beleidsstukken om zo meer inzicht te krijgen in het beleid rond weeskinderen in de afgelopen eeuw.
Historische achtergronden
Tot begin twintigste eeuw werden kinderen in China vooral opgevangen binnen hun eigen familie of netwerk. Na oorlogen lukte dat vaak niet en ontstonden weeshuizen. Na 1949 werden dit vooral staatstehuizen met weeskinderen die beide ouders verloren hadden of waarvan vader was overleden en moeder hertrouwd. Deze staatstehuizen richtten zich enkel op kinderen (CWIs) of op zowel kinderen als bejaarden (SWIs).
In de afgelopen decennia waren er gemiddeld 100.000 weeskinderen per jaar, vaak met medische problemen. Ze werden afgestaan vanwege gebrekkige sociale vangnetten, hoge medische kosten en de een-kindpolitiek. De trek naar de steden, meer echtscheidingen en ongewenste zwangerschappen speelden ook een rol. In 2010 bleek 49% van de weeskinderen in steden te zijn verlaten, 37% had ouders verloren door ziekte en 13% door ongelukken. Na 1990 kon de overheid de zorg voor zoveel kinderen niet meer aan. Door een tekort aan middelen was de zorg in staatstehuizen slecht en waren sterftecijfers hoog. Later verbeterde de overheid de leefomstandigheden, faciliteiten, voeding en kleding in de tehuizen. Men zocht alternatieve oplossingen, zoals pleegzorg, binnenlandse en interlandelijke adoptie en buitenlandse financiering.
Na 2010
Na 2010 nam het aantal weeskinderen sterk af. Met de afschaffing van het strenge een-kind beleid verlieten steeds meer kinderen het zorgsysteem en er kwamen niet zoveel wezen meer bij. Tussen 2011 en 2024 versterkte de neergaande trend, en verschoof het soort opvang: meer kinderen in tehuizen en minder in netwerkopvang -aantallen in pleegzorg en adoptie bleven laag. Door nieuwe criteria werden nu ook kinderen met beide ouders in gevangenschap of afkickklinieken in tehuizen opgevangen en kinderen van wie de ouders of voogden uit ouderlijke macht waren ontzet.
In 2010 startte China strategische programma’s om het welzijn van de kinderen te verbeteren. De focus lag vooral op het versterken van de zorg in kindertehuizen en het aanpassen van het adoptiesysteem. Tehuizen kregen meer financiering en kinderen kregen recht op medische zorg, onderwijs, en ieder kind kreeg een maandelijkse toelage. Deze toelages worden in latere jaren steeds verhoogd. Om de kwaliteit van netwerkopvang en pleegzorg te verbeteren, werd een systeem van toezicht, steun en evaluatie ingesteld. Voor kinderen met medische problemen was al eerder een strategisch programma opgestart, met (para)medische voorzieningen.
Uitdagingen
Toch zijn er nog veel uitdagingen bij de opvang van weeskinderen zonder ouderlijke zorg:
Bij tehuiszorg:
Bij netwerkopvang:
Opvang binnen familie en gemeenschap blijft belangrijk, het is een sociale verplichting, vooral langs de mannelijke lijn. Maar verzorgers zijn vaak lichamelijk kwetsbaar en de kwaliteit van opvang is, vooral in afgelegen gebieden, ondanks overheidssteun niet gegarandeerd.
Bij pleegzorg:
Sinds de jaren ‘90 werden veel kinderen in pleeggezinnen opgevangen, terwijl ze formeel nog bij het tehuis hoorden en de voorzieningen hiervan gebruikten. Pleeggezinnen worden tegenwoordig gescreend, getraind en begeleid en moeten samenwerken met het tehuis. Hoewel China zich realiseert hoe belangrijk het is om op te groeien in een gezin, blijven de percentages van kinderen in pleegzorg laag. Gezinnen schrikken terug voor Special Needs, risico’s voor eigen kinderen en onvoldoende ondersteuning. Ook is het niet-bloedverwantschap een probleem.
Bij adoptie:
Omdat kinderloosheid in de Chinese cultuur onacceptabel was, is adoptie diep verankerd in de maatschappij. In 1991 werd adoptie officieel in de wet verankerd en interlandelijke adoptie moest met het Haags adoptieverdrag voldoen aan internationale standaarden. China was jarenlang een van de belangrijkste zendende landen. Er was een sterke toename na 2000, enerzijds door interesse vanuit het buitenland, maar ook door China’s bereidheid om kinderen internationaal te plaatsen. Toen China werd geconfronteerd met kritiek rond kinderhandel, leidde dat tot toenemende ongerustheid en een afname van interlandelijke adopties. In 2016 was het aandeel van interlandelijke adoptie nog 12%, in 2020 nog 0,6%.
Het aandeel van binnenlandse adopties blijft met 6% laag. Dit komt onder andere door de bureaucratie en hoge kosten rond het adoptieproces. Ook het feit dat adoptieouders de medische kosten zelf moeten betalen leidt ertoe dat gezonde baby’s vaker geadopteerd worden, terwijl kinderen met medische problemen in het tehuis blijven.
Verantwoording
Dit artikel biedt inzicht in de alternatieve zorg voor kinderen zonder ouders in China, achtergronden, huidige beleid en uitdagingen daarbij. Er is grotendeels gebruik gemaakt van Chinese bronnen, zowel wetenschappelijke als overheidspublicaties, en toetsing hierbij is lastig. Yin heeft echter geprobeerd de juistheid van de gegevens te checken door verschillende bronnen met elkaar te vergelijken.
Link naar het vrij toegankelijke artikel:
Samenvatting Gera ter Meulen 2024
Kennisflits 2024:2 Vaste relaties, lastiger voor geadopteerden?
In meerdere studies is onderzocht of interlandelijk geadopteerden meer moeite hebben om een partner te vinden, maar er worden steeds verschillende resultaten gevonden. Wat kan een rol spelen? Hun uiterlijk? Hun adoptiegeschiedenis? Discriminatie? Hjern en collega’s probeerden met een grootschalige studie antwoorden te vinden.
Zweedse ‘CBS’-gegevens
Zij hadden daarvoor een indrukwekkende dataset vanuit het Zweedse ‘CBS’. Ze gebruikten administratieve gegeven van de hele Zweedse bevolking (36 - 45 jaar oud), over huwelijken en samenwonen tijdens de laatste zes jaar, en of ze ooit gescheiden waren. Interlandelijk geadopteerden werden vergeleken met niet-Europese immigranten die als kind (0-8 jaar) naar Zweden kwamen, met binnenlands geadopteerden en met niet-geïmmigreerde Zweden. Immigrantenkinderen hebben net als interlandelijke geadopteerden een buitenlandse achtergrond en uiterlijk, maar geen adoptieachtergrond.
Partnerkeuze
Over het algemeen zijn mensen geneigd een partner te zoeken die op hen lijkt, met een herkenbare achtergrond. Dat bleek ook in dit onderzoek. Vijfentachtig procent van de interlandelijk geadopteerden had een Zweeds-geboren partner. Omdat de geadopteerden binnen de Zweedse cultuur waren opgegroeid, hadden de partners een grotendeels overeenkomstige culturele achtergrond. Bij immigranten trouwde ongeveer de helft met iemand van niet-Europese achtergrond, vaak met vergelijkbare achtergrond als zijzelf. De binnenlands geadopteerden hadden net zo vaak een Zweedse partner als de algemene bevolking.
Toch waren er grote verschillen: interlandelijke geadopteerden hadden zo’n 14% minder vaak een vaste relatie dan de algemene bevolking terwijl binnenlands geadopteerden daarmee vergelijkbaar waren. Het lijkt erop dat het uiterlijk een belangrijke factor speelt bij het vinden van een vaste partner. En dit bleek het meest te gelden voor mannen – hun kansen op een vaste partnerrelatie lag zo’n 10% lager dan die van vrouwen.
Scheidingen
Ook scheidingen bleken meer voor te komen bij interlandelijk geadopteerden, zij hadden 50% meer risico op scheiding dan de algemene bevolking. Binnenlands geadopteerden ook.
Het percentage scheidingen bij partners waarbij de man uit een minderheidsgroep komt ligt altijd hoger, maar dat verklaart het hogere percentage bij binnenlands geadopteerden niet.
Het lijkt erop dat het risico op scheiding vooral samenhangt met een voorgeschiedenis van afstand en adoptie, en de langdurige effecten van negatieve ervaringen in de vroege kindertijd, zoals trauma, hechting en eventuele Special Needs. Ook zou discriminatie en microagressie een negatieve invloed kunnen hebben op het gevoel van eigenwaarde, en daarmee op het durven aangaan van intieme relaties.
Niet-Europese immigranten hadden ook hogere percentages scheidingen en hertrouwen dan de algemene bevolking, maar lagere dan de geadopteerden. Mogelijk hangt hun risico op scheiding samen met stress van immigratie en de andere normen rond mannen en vrouwen.
Conclusies
Geadopteerden bleken vooral te trouwen met partners die geboren waren in het land waar ze woonden, maar blijkbaar is het voor interlandelijk geadopteerden – en vooral voor de mannen - het lastigst om een vaste partner te vinden. Dit zou vooral kunnen samenhangen met hun niet-Europese uiterlijk. Hun oorspronkelijke culturele achtergrond lijkt niet zozeer een rol te spelen; ze zijn binnen de Zweedse cultuur opgegroeid en kennen en begrijpen die goed.
Negatieve ervaringen voorafgaand aan adoptie, en mogelijk ook effecten van discriminatie lijken vooral effecten te hebben op het in stand houden van de relatie: zowel de binnenlands als interlandelijke geadopteerden hebben een hoger scheidingspercentage dan de algemene bevolking.
Link naar het vrij toegankelijke oorspronkelijke artikel:
Samenvatting Gera ter Meulen 2024
Kennisflits 2024:1 De stem van het kind – vanuit het Mondiale Zuiden
Rechten van het kind, gehoord worden, opvang in je eigen netwerk, in je eigen land, identiteit - allemaal zaken waar geadopteerden en pleegkinderen in Nederland best wel een mening over hebben. Maar hoe denken hun lotgenoten in het Mondiale Zuiden daar eigenlijk over? In dit onderzoek van Wilke en collega’s deelden zij hun visie en aanbevelingen voor jeugdzorg.
De deelnemers
De 542 volwassenen die deelnamen aan dit onderzoek kwamen uit 12 landen in het mondiale zuiden (Azië, Afrika en Midden- en Zuid Amerika) en waren als kind ten minste een half jaar gescheiden geweest van hun ouders. De belangrijkste redenen die leidden tot scheiding waren het overlijden van een ouder (42%), armoede (24%) en verlating (20%). Meer dan de helft van hen had meerdere (2-6) plaatsingen meegemaakt. Ze waren vooral binnen hun eigen netwerk geplaatst geweest (72%), in tehuizen (68%) en in pleegzorg (20%). Aan hen werd gevraagd wat zij zouden aanbevelen om jeugdzorg te verbeteren voor kinderen die niet thuis kunnen wonen.
De belangrijkste en meest voorkomende aanbevelingen vielen onder drie overkoepelende thema’s: focus op het kind, stabiele opvang in een gezin, en goede ondersteuning.
Focus op het kind
Net als elders in de wereld, benadrukte ook deze groep dat hun behoeftes en wensen over het hoofd werden gezien in jeugdzorg. Zij pleitten voor betere informatie en betrokkenheid bij besluitvormingsprocessen die hen aangingen, in plaats van dat er over hen werd beslist. Niet voor, over en zonder hen. Zij benadrukten hierbij specifiek het belang van trauma-geïnformeerde training voor professionals en verzorgers om hen beter te begrijpen.
Opvallend is dat ook deze groep het fundamentele recht benadrukte op toegang tot informatie over hun achtergrond. Hierbij ging het zowel om toegang tot documenten, als het belang van het verbinding houden met hun gemeenschap en cultuur – zelfs op jonge leeftijd.
Een gezin, niet in een tehuis
De deelnemers vonden dit een van de belangrijkste aanbevelingen. Kinderen moeten in een gezin geplaatst worden, niet in een tehuis. Deze aanbeveling kwam vooral van degenen die zelf in tehuizen hadden gewoond. Ook wilde men en zo min mogelijk overplaatsingen – wat vooral gebeurde bij tehuisplaatsing en pleegzorgplaatsing.
Zo mogelijk zou allereerst ingezet moeten worden op het be houden van het oorspronkelijke gezin. Als dat niet kon, had plaatsing binnen het eigen netwerk de voorkeur. Ook het contact met gezinsleden en andere familieleden, zoals broers, zussen of grootouders, werd als belangrijk gezien, waarbij de wensen van het kind leidend zouden moeten zijn.
Beschikbaarheid van ondersteuning
De deelnemers benadrukten dat voor hen extra en gespecialiseerde hulp nodig was. Ook werd specifiek het belang van contacten met lotgenoten genoemd en de grote behoefte aan extra steun wanneer ze zelfstandig gingen wonen – net als bij voormalig pleegkinderen in noordelijke landen.
Conclusies
De deelnemers waren ervan overtuigd dat de stem van de kinderen en jongeren het allerbelangrijkst zou moeten zijn in de besluitvorming rond hun opvang. Ook zouden hulpverleners beter toegerust moeten worden om te kunnen voldoen aan de individuele behoeften van kinderen.
Opvang in een gezin is cruciaal voor positieve uitkomsten op de lange termijn – en dat wordt ook ondersteund door heel veel studies.
Eigenlijk werden er geen verschillen gevonden in de aanbevelingen van deze groep met aanbevelingen van kinderen in jeugdzorg in West-Europese culturen. Wel staat jeugdzorg in het mondiale zuiden voor meer uitdagingen: waaronder een groter gebruik van tehuiszorg, minder nadruk op het behoud van het eigen gezin, een minder ontwikkeld sociaal beleid en beperktere beschikbaarheid van goede ondersteuning.
Samenvatting: Gera ter Meulen 2024
Kennisflits 2023:4 Besluiten om te gaan zoeken
We leren steeds meer over wat ertoe doet voor geadopteerden bij het op zoek gaan naar hun oorsprong. In deze kennisflits informatie uit drie artikelen over het besluit te gaan zoeken: over de interne afwegingen voordat geadopteerden concreet besluiten om aan een zoektocht te beginnen, over de rol van de adoptieouders en die van oudere, ook geadopteerde broers en zussen.
Informatie en relatie
Een deel van de geadopteerden heeft behoefte aan een zoektocht naar roots en een deel niet. Voor interlandelijk geadopteerden houdt de zoektocht ook een ontdekking van andere cultuur, taal, land, en gewoontes in. En in het land van herkomst het niet als minderheid zichtbaar zijn, maar meer kunnen opgaan in een bevolking.
Er zijn ook verschillen in waar de geadopteerde precies behoefte aan heeft: bij de een gaat het alleen om het invullen van missende informatie, de ander heeft daarnaast behoefte aan verbondenheid met de oorspronkelijke familie en wil een relatie met hen aangaan.
Nadenkfase
Het blijkt dat veel geadopteerden eerst een tijd willen nadenken over zoeken en over alle consequenties die samenhangen met zoeken, maar dat alleen in hun hoofd doen. Ze willen deze overwegingen dan ook (nog) niet delen met hun naasten. Deze ‘interne zoektocht’ kan daarna gevolgd worden door een concrete zoektocht, met alle hobbels die hierbij kunnen zitten, maar dat hoeft niet.
Uit Ruohio’s interviews met 24 Finse geadopteerden bleek dat de geadopteerden in deze interne zoektocht met veel dingen rekening hielden: Terwijl ze met hun zoektocht zeggenschap in eigen hand wilden nemen over gebeurtenissen waarover zij als kind niets te zeggen hadden, bleek dat ze vooral bezig waren met de gevolgen die een zoektocht zou hebben voor de gevoelens van alle betrokkenen: hun eigen gevoelens, die van hun oorspronkelijke ouders en die van hun adoptieouders. Bij de oorspronkelijke ouders speelden overwegingen zoals ‘stel dat ze geen contact willen, dat contact hun leven verstoort, of dat ze niet te vinden of overleden zijn’. Bij de adoptieouders was men bang hun adoptieouders te kwetsen, zelfs al gaven alle adoptieouders in dit onderzoek hun kinderen alle begrip, ruimte en steun om op zoek te gaan naar hun oorsprong. En het was belangrijk en comfortabel voor de geadopteerden, wanneer ze de sprong naar zoeken konden wagen vanuit een veilige en ondersteunende haven.
Steun van adoptieouders
Uit de interviews van Martín met 30 Spaanse adoptieouders bleek dat deze het bij hun taak als adoptieouder vonden horen om hun kinderen een zo compleet en betekenisvol mogelijk levensverhaal mee te geven, waarbinnen het land van herkomst, de oorsprongscultuur en -familie geïntegreerd was. Zij wilden open over de oorsprong van het kind te praten en samen de achtergrond en omstandigheden voorafgaand aan de adoptie te onderzoeken. Wanneer ze zelf ook relevante informatie mistten, vonden ze het ingewikkeld hoe ze daarmee om moesten gaan. Wat hierbij lastig kon zijn was dat ze zelf ook gebrek aan informatie kunnen hebben en dat ze moeten kunnen omgaan met de (soms sterke) emoties van het kind en henzelf. Ook gaven ze aan dat ze soms de indruk dat hun kind niet over roots wilde praten. Het zou kunnen dat hun kinderen niet geïnteresseerd waren in roots, maar ze zouden ook met de interne zoektocht bezig kunnen zijn en hier niet over willen praten. Bij al deze lastige punten kan begeleiding door professionals helpen.
Broers en zussen
Ook geadopteerde broers en zussen in het adoptiegezin kunnen de overwegingen rond roots zoeken beïnvloeden. Martín interviewde hiervoor zeven geadopteerden met ook geadopteerde broers of zussen. Het bleek dat vooral oudere zussen zoektochten van jongere broers en zussen op verschillende manieren beïnvloedden. Zo bleken oudere zussen de weg voor te kunnen bereiden voor de jongere, en de jongere kon alvast ervaring opdoen aan de hand van wat de oudere zus had meemaakt.
Wanneer een oudere zus uit hetzelfde oorsprongsgezin kwam, hadden ze een gezamenlijke oorsprong, maar had de oudere meestal meer herinneringen en daardoor meer interesse in roots. De oudere zus voelde zich dan vaak extra verantwoordelijk voor het welzijn van de jongere.
Toch kon het ook lastig zijn voor de jongste, vooral wanneer die er anders instond en geen interesse had (b.v. door een ander karakter, andere ervaringen, andere situatie), of wanneer de jongste met het interne proces bezig was en eigenlijk nog niet toe was aan het concreet met roots bezig gaan, maar hiertoe bijna gedwongen werd door de ervaringen van de oudste.
Ook hier bleek dat hoe opener men in het adoptiegezin met oorsprong en zoeken bezig was geweest, hoe makkelijker ook de broers en zussen met elkaar konden hebben over eventuele zoektochten wanneer dit werkelijk ging spelen.
Samenvatting Gera ter Meulen 2023
Artikelen en originele Engelstalige abstracts:
Kennisflits 2023:3 Illegale adopties binnen China
Om interlandelijke adoptie uit een land te begrijpen helpt het om de culturele achtergronden rond afstand en adoptie in dat herkomstland te kennen. Zo vonden binnen de Chinese cultuur van oudsher zowel legale als illegale adopties plaats. Een Chinese website om missende personen op te sporen geeft meer inzicht in wat er gebeurde.
Informele adopties, waarbij de biologische ouders een niet-geregistreerd kind afstaan zonder eraan te verdienen en de adoptiefamilie geen wettelijke procedures volgt om het kind te adopteren, zijn van oudsher geworteld in de Chinese traditionele cultuur. Bij illegale adopties wordt verdiend aan de adopties. Illegale adopties bestaan zowel uit informele adopties met winstoogmerk, als uit kinderhandel waarbij kinderen worden afgenomen.
Geregistreerde vermissingen
In het hier beschreven onderzoek probeert men meer zicht te krijgen op deze illegale adopties. Voor het onderzoek werden data van bijna 9000 illegale adopties tussen 1949 en 2018 geanalyseerd: 4499 gevallen van informele adoptie en 4296 gevallen van kinderhandel. De illegale adopties vonden plaats in zes oostelijke provincies in China. De gegevens zijn afkomstig van de NGO-website 'Baby Coming Back Home' (https://www. baobeihuijia.com), opgericht om missende personen binnen China op te sporen. In dit onderzoek gaat het uitdrukkelijk over afstand en adoptie binnen China, interlandelijke adoptie wordt niet genoemd.
Achtergronden
De achtergrond van adopties in China is sterk verweven met hoe men (vooral op het platteland) dacht over de rol van kinderen binnen het gezin. Kinderloosheid was heel erg. Het ideale gezin was groot en had zowel zonen als dochters. Zonen waren nodig om het bezit van de familie veilig te stellen, want alleen zonen konden het land en ander bezit erven. Dochters waren vooral nodig als bruid voor de zonen, voor het huishouden en voor de zorg voor ouderen. Informele adoptie werd gebruikt om kinderloze echtparen bestaanszekerheid te bieden of om zowel zonen als dochters te hebben. Kinderen werden ook gezien als ‘eigendom via voortplanting’ - bezit dat zo nodig verkocht kon worden, bijvoorbeeld als de familie niet meer rond kon komen of bij hongersnood. Informele adopties konden geregeld worden door de ouders zelf of via tussenpersonen. Daarnaast vond ook altijd kinderhandel plaats via tussenpersonen, waarbij kinderen zonder toestemming werden weggehaald bij ouders of voogden, via ontvoering, dwang, misleiding of geweld.
Uit de registraties in de website bleek dat vooral jongetjes tot 4 jaar het slachtoffer van kinderhandel waren. Vaak ging het om ontvoering van kinderen die zonder toezicht buiten waren. Bij informele adopties ging het voor meer dan driekwart om meisjes. Vaak werd dit vlak na de geboorte in de ziekenhuizen geregeld. Ongeveer 45% van de informele adopties werd door de ouders zelf geregeld, anders door tussenpersonen, zoals familie, vrienden of ziekenhuispersoneel.
Gevolgen éénkind politiek
In de periode voor 1980 lag het aantal illegale adopties redelijk laag, maar na 1980 zie je een sterke stijging in het aantal registraties van vermiste kinderen met een top rond 1990: bij kinderhandel van 40 tot 172, bij informele adoptie van 72 tot 309. De stijging was het gevolg van een combinatie van drie factoren:
De éénkind politiek was streng: de overheid bestrafte gezinnen wanneer ze meer dan één kind kregen, en de straffen waren duur en ingrijpend. Omdat zonen belangrijker waren dan dochters kozen veel gezinnen ervoor om een dochter af te staan, of een zoon te kopen.
Formele adopties waren moeilijk, er werden zulke hoge eisen gesteld dat ouders er vaak niet aan konden voldoen.
De oostelijke provincies waren gunstig voor illegale handel, men had hier een sterke clancultuur met voorkeur voor mannen en traditionele rollen voor vrouwen, er was een goed transportnetwerk, zwakke controle en lage bestraffing. Ook nam in de jaren ’80 de economische voorspoed toe, waardoor het voor echtparen betaalbaarder werd om een kind illegaal te adopteren.
Afname
Na 1990 nam het aantal geregistreerde illegale adopties weer af. De overheid greep in: sociale zekerheden voor gezinnen verbeterden, er kwamen kinderbeschermingswetten, een strengere aanpak van kinderhandel en de overheid stelde een landelijke DNA-bank in voor illegaal geadopteerde kinderen. De éénkind politiek werd versoepeld en de druk om een zoon te hebben minder sterk. Doordat er minder kinderen per gezin waren gingen ouders beter op hun kinderen letten. Kinderhandel halveerde en het aantal illegale informele adopties zakte na de eeuwwisseling naar rond de 15 per jaar.
Vanaf 2010 werd meer nadruk gelegd op het verschil tussen illegale kinderhandel en informele adoptie zonder winstoogmerk. Tegenwoordig wordt illegale adoptie streng bestraft – van 5 tot 10 jaar gevangenisstraf, levenslang tot zelfs doodstraf. Dit heeft geleid tot daling van de cijfers van beide vormen van illegale adoptie.
Samenvatting Gera ter Meulen, 2023
Uitgebreidere samenvatting met grafieken
Overwegingen bij het artikel
In dit onderzoek is niet gekeken naar de rol van interlandelijke adoptie. Interlandelijke adoptie startte in China in 1991 en lag vooral hoog in de eerste jaren van de 21ste eeuw. In de periode dat het aantal interlandelijke adopties hoog lag namen de illegale adopties af en in de periode dat het aantal interlandelijke adopties afnam is geen afname in vermissingen te zien. Het verloop in de tijd van de aantallen geregistreerde vermissingen lijkt er niet op te wijzen dat interlandelijke adoptie heeft geleid tot een verhoging van vermissingen. Ik heb de auteurs gevraagd of zij meer informatie kunnen geven over de rol van interlandelijke adoptie.
Kennisflits 2023:2 Als er wanpraktijken waren rond je adoptie - ervaringen van geadopteerden
Wanneer je ontdekt hebt dat er wanpraktijken hebben plaatsgevonden rond je adoptie, wat doet dat met je en wat heb je nodig? Dit waren vragen die een onafhankelijk expert panel voor de Vlaamse regering vroeg aan 64 interlandelijk geadopteerden die wanpraktijken hadden ondergaan.
Het ging in dit onderzoek niet om feitelijkheden, of ervaringen die voor iedereen gelden, maar om het kunnen begrijpen wat wanpraktijken concreet voor geadopteerden kunnen betekenen.
Omdat de deelnemende geadopteerden al volwassen waren, hadden wanpraktijken over het algemeen al meer dan 20 jaar geleden plaatsgevonden, vooral voorafgaand aan hun adoptie in het land van herkomst en/of tijdens de adoptieprocedure. Vaak hadden de geadopteerden ze later in hun leven ontdekt, bijvoorbeeld tijdens zoektochten.
De geadopteerden gaven aan dat wanpraktijken bij interlandelijke adoptie een grote invloed hadden op hun emotionele welzijn. Vaak leverde het langdurige problemen op meerdere terreinen, vooral op het gebied van trauma, identiteitsontwikkeling en relaties. Men noemde bijvoorbeeld problemen met eigenwaarde, hechting, verlatingsangst en rouw. Het had ook effect op hun eigen ouderschap.
Geen woorden voor
Meerdere geadopteerden gaven aan dat het heel moeilijk was om gehoord te worden. Doordat wanpraktijken bij adoptie niet pasten bij het positieve verhaal rond adoptie, werd dit in de maatschappij vaak niet erkend. Het verhaal dat de geadopteerde dankbaar moest zijn overschaduwde vaak de complexe en ambivalente ervaringen waar geadopteerden mee worstelden. Dat leverde een extra last voor de geadopteerden. Zij konden soms zelf ook niet begrijpen waarom ze emotionele en lichamelijk reacties kregen, er was geen herkenning en geen taal om dit in te vatten en de eigen ervaringen te interpreteren. Soms leverde het ontdekken van wanpraktijken ook spanning binnen het adoptiegezin, waar het kon leiden tot het zich schuldig voelen van de adoptieouders of tot conflicten.
Rouw
Er was vaak weinig begrip en erkenning voor de rouw van de geadopteerden om hun verliezen, er werd als het ware ook geen toestemming voor gegeven. Daarbij zijn rouw rond een eerste familie, waarbij je ook nog gebrek aan informatie over deze familie hebt, en rouw rond het verlies van een culturele context binnen een gezin dat dit niet heeft, extra gecompliceerd.
Informatiegebrek
De geadopteerden bleken een sterke behoefte te hebben aan maatschappelijke erkenning dat zij slachtoffer waren van wanpraktijken.
Men benadrukte het belang van psychologische hulp en counseling voor het kunnen accepteren en verwerken van het feit dat er wanpraktijken hadden plaatsgevonden. Ook dat er ruimte mag zijn voor verdriet en gebrek aan duidelijke antwoorden. De complexiteit en specificiteit van adoptie-gerelateerde problematiek vraagt om een kwalitatief goede en gespecialiseerde adoptienazorg, zowel voor de geadopteerden als voor hun adoptieouders. Herenigingen kunnen gecompliceerd zijn en verwarrend, onder andere doordat verhalen niet bij elkaar aansluiten, omdat informatie mist en omdat er verschillen kunnen zijn in verwachtingen en culturele kaders.
Hiernaast gaf men aan ook ondersteuning nodig te hebben bij medische zaken, administratieve zaken (zeker bij de zoektocht), juridische zaken en financiën. Bovendien werd het belang van preventie van wanpraktijken bij huidige interlandelijke adoptie genoemd.
De meerderheid van de geadopteerden onderstreepte hoe belangrijk goede relaties binnen het adoptiegezin waren wanneer wanpraktijken waren ontdekt. Het gezin kon een onvoorwaardelijke bron voor steun en kracht zijn voor de geadopteerde. Ook contacten met lotgenoten waren heel waardevol, onder andere voor het delen van ervaringen en het je realiseren dat je niet de enige was.
Samenvatting Gera ter Meulen, 2023
Kennisflits 2023:1 Discriminatie doet ertoe!
Uit onderzoek blijkt dat mensen die last hebben van discriminatie minder goed in hun vel zitten en minder tevreden zijn met hun leven. Dus het is niet niks. Vaak wordt gediscrimineerd op basis van etniciteit (oorspronkelijke bevolkingsgroep) en ras, maar ook omdat je geadopteerd of pleegkind bent.
Wat doet discriminatie?
Discriminatie wil eigenlijk zeggen dat je minder bent dan anderen en daarmee zegt het iets over je identiteit. Wanneer discriminatie je eigenwaarde aantast, kan het effect hebben op je welzijn en je tevredenheid met je leven – en zeker wanneer je het toch al moeite hebt om uit te vinden wie of wat je bent. Maar het kan ook zo zijn dat je zo zeker over jezelf bent, dat discriminatie eigenlijk van je afglijdt en dat je er geen last van hebt. Wij vonden in ons onderzoek dat geadopteerden die zeiden dat ze wel discriminatie hadden ondervonden maar er geen last van hadden, gemiddeld net zo tevreden waren met hun leven als degene die geen discriminatie hadden ondervonden.
Geadopteerden die een andere etniciteit hebben dan hun adoptieouders hebben een unieke positie, waardoor zij extra kwetsbaar kunnen zijn voor discriminatie:
Microagressie
Amanda Baden trekt discriminatie breder, zij laat zien hoe bewuste of onbewuste vooroordelen van mensen kunnen leiden tot verschillende vormen van – zoals zij het benoemt – microagressie. Hierbij gaat het om opmerkingen waaronder vooroordelen verscholen liggen. Bij raciale microagressie bijvoorbeeld dat je eigenlijk een vreemdeling bent in je land, of de aanname dat Aziatische vrouwen exotisch zijn en onderdanig. Maar ook doen alsof er geen raciale verschillen zijn, terwijl dat toch zichtbaar is.
Onder adoptie microagressie liggen aannames dat opgroeien bij je oorspronkelijke ouders beter is (‘ken je je echte ouders ook?’), dat de oorspronkelijke cultuur en ouders minderwaardig zijn aan die van ons (‘Hier heb je het beter’) of de aanname dat de geadopteerde dankbaar moet zijn (‘wat goed van je adoptieouders om je op te nemen in je gezin’).
En ook Baden benadrukt dat het extra lastig is als er zowel microagressie is op etniciteit/ras, als op adoptie.
Wat helpt geadopteerden?
Ook daar is onderzoek naar gedaan en eigenlijk blijkt dat het helpt om al die stukken van je identiteit een goede plek te kunnen geven, en er misschien wel mee te kunnen spelen. Biculturele integratie heet dat. Iedereen heeft eigenlijk meerdere identiteiten – je bent anders binnen je gezin dan in de voetbalclub of op werk of op opleiding of bij vrienden. Maar als je je comfortabel kunt voelen bij al die aspecten van jezelf, dan ben je veerkrachtiger en kan je ook beter tegen discriminatie.
Dat hoef je niet alleen te doen: het blijkt ook dat adoptieouders daar tijdens het opgroeien mee kunnen helpen. Zij kunnen hun geadopteerde kinderen met respect kennis laten maken met hun achtergrond, met hun geboorteland en/of -familie en hen helpen weerbaar te zijn tegen racisme. En witte adoptieouders hoeven daar niet slechter in te zijn dan adoptieouders van gelijke raciale achtergrond, blijkt zowel uit onderzoek uit Engeland als uit Zuid-Afrika. Maar dan moeten ze wel open kunnen praten met hun kinderen, zowel over adoptie, achtergrond als over racisme.
In dit artikel wordt kennis over discriminatie bij interlandelijk geadopteerden besproken, maar dit geldt ook bij (voormalige) pleegkinderen die een andere etnische achtergrond hebben dan hun pleegouders.
Een overzicht uit publicaties rond discriminatie, microaggressie en etnisch-culturele socialisatie, waaronder:
White, E. E., Baden, A. L., Ferguson, A. L., & Smith, L. (2022). The intersection of race and adoption: Experiences of transracial and international adoptees with microaggressions. J Fam Psychol, 36(8), 1318-1328.
Kennisflits 2022:4 Communicatie rond roots, dilemma’s boven tafel
Er is al veel bekend over het belang van open adoptiecommunicatie binnen adoptiegezinnen. Maar steeds vaker is er contact met de oorspronkelijke familie. Ook daarbij heeft adoptiecommunicatie invloed op het welzijn van zowel de geadopteerden, de geboorteouders als de adoptieouders. Dit artikel over gezinscommunicatie verkent thema’s die hierbij relevant kunnen zijn.
“Van wie is het achtergrondverhaal?”
Adoptieouders hebben bij de adoptie informatie gekregen over de achtergrond van hun adoptiekind en zo mogelijk over de geboorteouders. Maar van wie is deze informatie en wie bepaalt wat gedeeld wordt? Wanneer het kind jong is, zijn de adoptieouders als het ware gevolmachtigden van de informatie, zij moeten bepalen wanneer zij welke informatie delen met het kind en met anderen. In de loop van de tijd verschuift het eigenaarschap naar de geadopteerde.
Achtergrondinformatie is soms beladen of gevoelig. Adoptieouders realiseren zich vlak na de adoptie niet altijd de privacy-gevoeligheid van de informatie en ook voor geadopteerden kan het lastig zijn te bepalen wat je met wie deelt. Omdat het meestal informatie over de geboortefamilie betreft, hangt wat het adoptiegezin met de informatie doet ook samen met de privacy en het belang van de geboorteouders.
Contact kan het leven van de geboortefamilie op zijn kop zetten. Een geboortemoeder kan andere belangen hebben bij wel of geen contact dan de geadopteerde. En wanneer er contact is, kan het lastig zijn hoe de verschillende partijen met wederzijdse informatie om willen gaan, hoe open of hoe begrensd. Er zijn zelfs praktijken waarbij vreemden op zoek gaan naar informatie over geadopteerden en hun geboortefamilie zoals bij ‘wide net searching’ in China. Hierbij probeert men in een regio van zoveel mogelijk geboortefamilies reacties te krijgen, om zo voor elke eventuele geboortefamilie een match te vinden met elke eventuele geadopteerde. Van wie is deze informatie en hoe ga je ermee om?
Wie initieert de zoektocht en vanuit welke motieven?
Tegenwoordig proberen veel adoptieouders hun kind te betrekken bij zijn of haar oorsprong. We hebben tenslotte geleerd dat dat belangrijk is voor de identiteitsontwikkeling van interlandelijk geadopteerde kinderen. Toch blijkt het ook lastig om te bepalen wat een specifiek kind nodig heeft – dat blijkt uit studies waarin geadopteerden niet altijd positief zijn over de inspanningen van hun ouders. Er is nog veel te leren van het perspectief van geadopteerden op deze culturele socialisatie en rootsreizen.
Ook bij zoektochten: wie bepaalt dat er gezocht wordt? Adoptieouders gaan soms al zoeken voordat hun kind inspraak kan hebben. Kunnen adoptieouders door met hun kind te praten inschatten of hun kind een belang heeft bij een rootsreis, of juist niet? Mogelijk kan je met open gesprekken spanningen tussen adoptieouder en adoptiekind over macht en controle bij de besluitvorming over zoeken verzachten. Open communicatie kan ook helpen bij beslissingen over de timing en vorm van delen van achtergrondinformatie en uiteindelijk de geadopteerde de mogelijkheid geven om te bepalen of er een rootsreis of zoekactie gedaan wordt. Maar dit zijn ingewikkelde kwesties.
Culturele aspecten
Contact bij interlandelijke adopties kan extra ingewikkeld zijn door verschillen in culturele en etnische achtergronden. Zeker na een hereniging kan men aanlopen tegen de ongeschreven wetten van cultuur van de geboortefamilie en van de adoptiefamilie. Zo kan wat de ene partij als zorgzaam of geïnteresseerd beschouwt, door de andere partij als grensoverschrijdend gevoeld worden. Vaak blijkt dat herenigde partijen emotioneel niet goed voorbereid zijn en tegengestelde verwachtingen hebben. Ook ongelijkheid kan een rol spelen: als geboorteouders niet de mogelijkheid hadden om begrip van westerse cultuur te ontwikkelen waardoor ze het effect van hun gedrag niet kunnen inschatten. Ook de geadopteerde kan het effect van eigen gedrag niet altijd inschatten. Om geadopteerden en geboorteouders elkaar beter te laten begrijpen is begrip van de verschillende culturele waarden nodig en hoe die culturele waarden doorspelen in het omgaan met elkaar. Voortdurende relaties tussen geboortefamilie en interlandelijk geadopteerden vereisen dit begrip van elkaars cultuur en flexibiliteit in communicatie en gedrag.
Meer inzicht
Onderzoek naar communicatie rond de achtergrond van de geadopteerden kan helpen bij het omgaan met deze dilemma’s. Met meer inzicht kunnen relaties tussen geadopteerden, geboortefamilie en adoptiegezinnen mogelijk gemakkelijker worden.
Suter, E. A., & Docan-Morgan, S. (2022). Setting the Agenda: A Family Communication Research Agenda for Examining Birth Family Search and Reunion in the Transnational Adoption Context. Journal of family communication, 22(4), 387-395.
Samenvatting Gera ter Meulen, december 2022.
Kennisflits 2022:3 Adoptie als trauma?
De vraag ‘Is adoptie per definitie een trauma?’ is gecompliceerder dan hij lijkt. Adoptie hangt meestal samen met afgestaan worden en ontberingen in kindertehuizen. Deze negatieve ervaringen kunnen traumatisch zijn en ze zijn een bewezen risico voor de ontwikkeling van kinderen. Anderzijds kan adoptie in een liefdevol gezin tot indrukwekkend herstel leiden. Maar ook tot trauma? Daarnaar gingen Brodzinsky, Gunnar en Palacios op zoek.
Trauma ontstaat als gebeurtenissen of omstandigheden als schadelijk ervaren worden en blijvend negatief inwerken op je functioneren en welzijn. Geadopteerden hebben vaak voorafgaand aan hun adoptie geleefd onder traumatische omstandigheden, zoals ontberingen, verwaarlozing, mishandeling en gebrek aan vertrouwde volwassenen.
Een babybrein kan zich alleen goed ontwikkelen in samenspel met liefdevolle, stabiel aanwezige verzorgers. Anders verandert de opbouw van het brein en dit heeft effect op hoe de omgeving wordt waargenomen, verwerkt en hoe erop gereageerd wordt. Dat beïnvloedt weer latere ontwikkelingen en vaardigheden. Hoe vroeger en sneller een kind vanuit deze omstandigheden in een liefdevol gezin komt, hoe beter. Daarom zien we bij kinderen die in de eerste maanden van hun leven zijn geadopteerd nauwelijks verschillen met niet-geadopteerde kinderen. Dat wil niet zeggen dat deze kinderen nooit moeten verwerken dat ze geadopteerd zijn, maar de vroege adoptie laat geen trauma-effecten zien. Daarom stellen de onderzoekers: als onder adoptie alleen de plaatsing in het nieuwe gezin wordt verstaan, dan zijn er geen duidelijke bewijzen dat dit samenhangt met trauma – mits de adoptie op jonge leeftijd gebeurt.
Herstel
De negatieve ervaringen voorafgaand aan adoptie vormen een concreet risico voor onder andere gedrags- en psychische problemen. Gelukkig zijn ons brein en ons gedrag vervormbaar en biedt plaatsing in een goed adoptiegezin enorme kansen voor herstel. Hoeveel herstel mogelijk is varieert. Dit is onder andere afhankelijk van de leeftijd bij adoptie, persoonlijke kenmerken, de ernst en duur van de ontberingen en veerkracht.
Daarnaast is het gezin waarin het geadopteerde kind terecht komt van cruciaal belang. Het doet ertoe dat het kind echt in het gezin hoort en dat adoptieouders sensitief zijn. Kinderen die erg beschadigd zijn hebben meer-dan-goed-genoeg-ouderschap nodig. Adoptieouders kunnen hun adoptiekinderen helpen door naar hun kind toe open en eerlijk zijn over hun adoptie en wat daarmee samenhangt. Ze kunnen hen helpen tevreden te zijn met ras, hun achtergrond, hun cultuur en daarmee met het ontwikkelen van hun identiteit. Ze kunnen hen kennis laten maken met hun etnische en culturele achtergronden en met lotgenoten, hen steunen bij contact onderhouden met of zoeken naar hun oorspronkelijke familie.
Ook de omgeving buiten het gezin telt: hoe kijken anderen naar adoptie – leeftijdsgenoten, school, hulpverleners, de buurt en zelfs de maatschappij. Positieve steun vanuit de maatschappij is positief voor het welzijn van de geadopteerde. Negatieve uitingen, zoals een negatief beeld van adoptie, discriminatie en micro-agressie (zowel naar ras en etniciteit als naar adoptie) kunnen de ontwikkeling van een gezond zelfbeeld - waarin alle aspecten van je zijn mogen bestaan - bedreigen.
En het is nodig dat hulpverleners ‘adoptie-competent’ zijn – adoptie en alles wat daarmee samenhangt is een complex veld en onwetende hulpverleners kunnen meer kwaad dan goed doen.
Lived experiences
Hoewel de ervaringen uiteenlopen, blijken de meeste geadopteerden zich goed aan te kunnen passen, maar dat is niet het hele verhaal. Geadopteerd zijn werkt door in het persoonlijk en maatschappelijk leven – de ‘lived experiences’. Negatieve ‘lived experiences’ kunnen leiden tot een negatieve beoordeling van adoptie, bijvoorbeeld als men last heeft van discriminatie en microagressie. Of van onbegrip voor verdriet over het verlies dat onlosmakelijk met adoptie verbonden is, of van het gevoel ‘anders’ te zijn dan de rest waardoor ‘erbij passen en erbij horen’ moeilijker is.
Voor een tevreden leven doet het ertoe dat de geadopteerde betekenis kan geven aan afgestaan en geadopteerd zijn en er positief tegenover kan staan. Helaas krijgen geadopteerden niet altijd de emotionele en praktische steun die ze nodig hebben. Soms lopen ze aan tegen ongeïnteresseerdheid, onbegrip, weerstand en zelfs minachting. Dit kan ze emotioneel uit evenwicht brengen en zelfs traumatisch aanvoelen, hun zelfbeeld en hun veilige gehechtheid kan hierdoor aangetast worden. Dat moet serieus genomen worden, ook in voorlichting en nazorg.
Echter, wanneer geadopteerden een familie en een gemeenschap hebben die meevoelt, hun ervaringen respecteert en hen ondersteunt, kunnen ze zich over het algemeen goed ontwikkelen en hun adoptie-ervaringen en hun leven positief beoordelen.
Samenvatting door Gera ter Meulen
Kennisflits 2022:2 Internet als ‘Safe Space’
Tegenwoordig hebben geadopteerden meer mogelijkheden om te zoeken naar hun biologische familie, onder andere via sociale media. Maar: het vinden van je biologische familie is één stap, daarna is het contact met hen onderhouden een volgende uitdaging.
Digitaal positief
Omdat geadopteerden bij sociale media niet hoeven te reizen, is het maken van contact met de biologische familie bereikbaarder – het kost minder tijd en geld. Ze hebben veel zelf in de hand, zijn niet afhankelijk van familie, instanties en organisaties.
Maar misschien is het gebruik van sociale media nog wel belangrijker bij het onderhouden van contacten. Omdat je niet hoeft te reizen naar het land van herkomst, kan je contact hebben vanuit je eigen vertrouwde omgeving. Contactmomenten hoeven niet zo intensief en lang te zijn als wanneer je naar het land van herkomst reist. Je kunt in principe ieder moment afsluiten en met vrienden en familie erover praten. Dan kan je op een ander moment weer verder gaan. Het bijhouden van contacten hoeft ook niet altijd intensief te zijn, het kan ook via korte berichtjes of via uitwisselen van foto’s of video’s - gewoon, zoals veel mensen dat doen met vrienden en familie. Zo leveren een Facebook timeline of Instagram als het ware een raam waardoor je met elkaars wereld kennis kan maken. Vooral videogesprekken blijken de contacten makkelijker te maken: je ziet en hoort een boel, het kost weinig en je kunt je tijd ervoor nemen. Eigenlijk werkt het internet hier als een ‘veilige ruimte’ waar je contact met elkaar kunt hebben.
Siblings
Digitale contacten blijken vaak te lopen via broers en zussen. Zij hebben meestal meer ervaring met internet en sociale media dan hun ouders en het is ook makkelijker omdat er minder emotionele lading meespeelt. Voor de biologische ouders kunnen gevoelens van schaamte, schuld of trauma een rol spelen en daar hebben de broers en zussen minder last van. Bovendien zijn zij leeftijdsgenoten. Het blijkt dan ook dat er vaker en intenser contact is met de broers en zussen dan met de ouders.
Uitdagingen
Maar uiteraard is het niet altijd makkelijk. Gevonden worden via internet kan een ingrijpende gebeurtenis zijn, zowel voor de biologische familie als voor geadopteerden, wanneer de biologische familie hén via internet vindt. En de relaties zijn niet altijd vanzelfsprekend en probleemloos. Het blijven vaak ingewikkelde contacten, waarbij veel emoties een rol spelen, verschillende culturen, verschillende talen en verschillende verwachtingen. En dan kan internet ook een mateloos medium zijn en kan de ene partij over grenzen van de andere heengaan.
Daarom is het belangrijk om grenzen te kunnen stellen. Het kan zijn dat emoties of trauma de geadopteerde en de adoptiefamilie overspoelen, of juist de biologische familie. Het kan zijn dat een van de partijen meer contact wil, of grensoverschrijdende verwachtingen heeft over steun. Ook privacy is een issue, zowel van als naar de biologische familie. ‘Het recht om te weten’ kan in conflict komen met ‘het recht op privacy’. Dat geldt ook voor wat openbaar via internet gedeeld wordt. Voor al deze zaken kan de geadopteerde hulp nodig hebben. Doordat het gebruik van sociale media bij contacten tussen geadopteerden en biologische familie nog relatief kort bestaat, is er bij hulpverleners nog weinig kennis en ervaring over aanwezig – zij moeten ook nog leren hoe hierbij te ondersteunen. Dat is belangrijk, want in de huidige wereld spelen de digitale mogelijkheden een centrale rol in de contacten tussen geadopteerden en hun biologische familie. De voordelen blijken groter dan de nadelen, ondanks de bestaande risico’s en uitdagingen.
Tenslotte voor adoptieouders: internet geeft ook kinderen de kans zelfstandig te gaan zoeken naar hun biologische ouders. De internetsite ‘Top ten adoptive parenting tips for Facebook and the internet’ geeft adoptieouders handvaten hoe hiermee om te gaan.
Uit presentaties uit ICAR 7, o.a.
Shier, Anne Marie. "Negotiating reunion in intercountry adoption using social media and technology." The British Journal of Social Work 51.2 (2021): 408-426.
Samenvatting Gera ter Meulen
Kennisflits 2022:1: ‘Taewon Cho’ of ‘Jason Reynolds’: Naamsverandering bij interlandelijk geadopteerden
Je naam is belangrijk. Het is een deel van je identiteit en geeft je verbondenheid met je familie weer. In dit artikel zijn geadopteerden aan het woord die hun westerse naam weer terug veranderden in hun oorspronkelijke Zuid-Koreaanse naam.
Micro-agressie
Geadopteerden met een andere huidskleur krijgen nog wel eens te maken met vooroordelen, discriminatie en micro-agressie. Micro-agressie lijkt niet discriminerend, of is niet discriminerend bedoeld, maar het kan wel zo voelen. Een opmerking als "Waar kom je écht vandaan?" kan bij voorbeeld indirect zeggen dat je hier niet thuishoort.
Geadopteerden krijgen bovendien te maken met commentaren en micro-agressie over adoptie. Zo kan adoptie micro-agressie impliciet zeggen dat opgroeien bij je biologische familie waardevoller is dan adoptiefamilie. Een Westerse naam bij een Aziatisch uiterlijk kan vragende blikken opleveren en opmerkingen als “Maar wat is je echte naam?” Geadopteerden worden vaak geconfronteerd met vragen naar gevoelige, persoonlijke informatie, of ze dat nou willen of niet. Dit alles kan meespelen bij het besluit van geadopteerden om hun Westerse naam terug te veranderen naar hun oorspronkelijke naam.
Identiteit en verbondenheid
In dit artikel vertellen acht Amerikaans-Koreaans geadopteerden en vier Europeaans-Koreaans geadopteerden (2 Deens, 1 Frans, 1 Nederlands) waarom zij hun Westerse naam terug wijzigden naar hun Koreaanse naam en de belemmeringen waar ze tegenaan liepen.
Het terug-veranderen van hun naam bleek bij alle deelnemers deel uit te maken van een lange zoektocht naar hun identiteit. Ze voelden zich niet comfortabel met hun identiteit. Met het terugvorderen van hun naam probeerden ze een verloren deel van zichzelf te herstellen. Vaak speelde het contact met de geboortefamilie mee bij het besluit de naam te veranderen – ze benadrukten met hun naamswijziging hun emotionele band met familie en cultuur. Sommigen voelden zich zo meer verbonden met hun Koreaanse achtergrond en minder buitengesloten. Vier van de geadopteerden waren al ouder toen ze geadopteerd werden – één van hen vertelde dat hij al zeven was bij zijn adoptie, waardoor het herstellen van zijn oorspronkelijke naam als een vrij natuurlijk proces voelde.
Eeuwige buitenlander
Alle deelnemers probeerden met de naamsverandering de adoptie micro-agressies en het steeds moeten delen van hun adoptieverhaal te beëindigen. Europese geadopteerden hadden bovendien de ervaring dat ze vaak in het Engels aangesproken werden, als eeuwigdurende buitenlander in hun eigen land. Het gebruik van de Koreaanse naam voorkwam dat niet, maar beperkte wel de situaties waarin vreemden zich afvroegen waarom je zo’n Westerse naam had en door bleven vragen.
Ook konden omstandigheden voorafgaand of juist na hun adoptie en hun rootszoektocht een rol spelen bij hun besluit tot naamsverandering. Een geadopteerde wilde voorkomen dat ook zijn kinderen geconfronteerd zouden worden met een naam die zichtbaar anders was dan hun etniciteit: “hij kan met zijn uiterlijk beter Derek Son heten dan Derek Smith”.
Drempels
Er moesten ook hobbels worden genomen, zoals het zelf in het reine komen met het afgestaan zijn, het lastige juridische proces en het delen van het besluit tot naamswijziging met hun adoptiefamilie. Sommige geadopteerden wisten dat ze hun familie daarmee kwetsten. Anderzijds, wanneer de adoptieouders begrip hadden voor het besluit van hun kind en dit steunden, kon het juist tot meer verbondenheid leiden. Bij alle geadopteerden was er sprake van een combinatie van factoren die hen ertoe aanzette om hun naam terug te veranderen.
Voorlichting!
De auteurs pleiten ervoor dat aspirant adoptieouders goed worden voorgelicht over de consequenties die hun keuze voor oorspronkelijke of Westerse namen kunnen hebben. Hoe de geadopteerde er later tegen aankijkt is echter heel persoonlijk. Er is slechts een kleine groep die besluit over te gaan tot naamsverandering, maar voor deze kleine groep is het wel erg belangrijk voor hun welzijn.
Reynolds (Taewon Choi), J. D., Bhattacharjee, C., Ingraham, M. E., & Anton, B. M. (2021). Name Reclamation for Transracial Korean Adoptee Returnees in the United States and Europe. Adoption Quarterly, 1–38.
Samenvatting door G. ter Meulen, KennisBureau ter Meulen, voor Pleegzorg en Adoptie
Kennisflits 2021:4 Opvang van kinderen in een gezin in eigen land!
Een overzicht van adoptie en pleegzorg in negen Aziatische landen
Dat is wat het subsidiariteitsbeginsel bij adoptie inhoudt: primair opvang van kinderen in eigen land. Interlandelijke adoptie alleen als een laatste redmiddel. Volgens de VN Richtlijnen voor Alternatieve Zorg moeten de kinderen ook nog in een gezin opgenomen worden, zo min mogelijk in een tehuis. Maar: in verschillende Aziatische landen kan dat een probleem zijn.
VN Richtlijnen Alternatieve zorg voor Kinderen
Deze (ook door Nederland ondertekende) richtlijnen* stellen dat een kind dat niet thuis kan opgroeien permanentie, een ‘gezin voor altijd’ nodig heeft. De Richtlijnen geven de volgende prioriteiten voor opvang aan:
· Wonen bij de oorspronkelijke ouders
· Opvang bij verwanten of anderen uit het eigen netwerk
· Binnenlandse adoptieouders
· Interlandelijke adoptieouders
· Pleegouders
· Een tehuis.
De eerste vier leveren permanentie, pleegzorg en tehuiszorg zouden zoveel mogelijk tijdelijk moeten zijn.
Een optie?
Een groep wetenschappers uit Japan en Maleisië onderzocht hoeveel adoptie en pleegzorg voorkwam in negen Aziatische landen en bekeek dit vanuit een ander perspectief dan gebruikelijk: In hoeverre zouden stellen in deze landen, waarbij IVF niet lukte, bereid zijn om kinderen uit jeugdzorg in hun gezin op te nemen? En welke factoren beïnvloedden deze keuze? Zij vonden vier belangrijke factoren:
Culturele en religieuze factoren
De cultuur in veel Aziatische landen benadrukt het belang van bloedverwantschap en de genetische relatie. Dit kan een forse barrière vormen voor het opnemen van niet-verwante kinderen, met name bij adoptie. Dit Confuciaanse uitgangspunt speelt bijvoorbeeld sterk in Japan, waardoor maar 12% van de kinderen in jeugdzorg in pleegzorg komt en 1% geadopteerd wordt.
Ook religie kan belemmeringen opwerpen. Zo mogen in India moslims, christenen en joden niet adopteren, zodat het kind later vrij religie kan kiezen. In Maleisië mogen kinderen van moslimouders niet geadopteerd worden door niet-moslimouders, andersom wel.
Donorschap en draagmoederschap
Donorschap van zaad- of eicellen of draagmoederschap is vaak favoriet boven adoptie en pleegouderschap, maar is niet in alle landen toegestaan of toegankelijk. Dit heeft invloed op de mate waarin de stellen adoptie of pleegouderschap overwegen. Waar in Zuid-Korea, Thailand en India donorschap en draagmoederschap zijn toegestaan, zijn ze in Indonesië strikt verboden en in de Filippijnen strikt beperkt. Ook kosten maken uit: in India zijn donor- en draagmoederschap toegestaan maar zijn de kosten voor de meeste Indiërs te hoog. In Maleisië verbiedt de (moslim)wet donorschap en draagmoederschap voor moslims, maar hebben moslims boven de 40 en niet-moslims wel toegang tot privé klinieken.
Structuur en/of facilitering van adoptie vanuit de overheid
Wanneer een land een goed systeem voor adoptie- en pleegzorg heeft, de overheid adoptie en/of pleegzorg promoot en/of de gezinnen financieel ondersteunt, bevordert dit de keuze van de stellen voor deze vorm van ouderschap. Dit gebeurt bijvoorbeeld in Zuid-Korea. India en Maleisië.
Kosten van IVF
Hoge kosten van IVF voor de bevolking of verbod op IVF bij bevolkingsgroepen leidt ertoe dat grotere aantallen ongewenst kinderloze echtparen kiezen voor adoptie. Zo is in de Filippijnen en India IVF te duur voor de lokale bevolking en faciliteert de overheid adoptie.
Grote verschillen
Al deze factoren dragen bij aan de grote verschillen in de percentages van kinderen in gezinszorg in de verschillende landen. De auteurs concluderen dat Maleisië, de Filippijnen en China een gevestigd adoptiesysteem hebben en zich het meest richten op opvang van kinderen in gezinnen, met name vanwege beperking van donor- en draagmoederschap. In Thailand leidt de mogelijkheid van donorschap, draagmoederschap en goedkope IVF tot weinig aandacht voor adoptie, daarentegen leidt de dure IVF in India tot veel aandacht voor adoptie. In enkele landen, zoals Japan, verschuift de focus vanuit de overheid naar permanente gezinsopvang en wordt dit nu meer gepromoot.
Conclusies
De toegankelijkheid van donorschap en draagmoederschap lijkt in Aziatische landen naast de wenselijkheid van een bloedverwantschap van sterke invloed op de bereidheid tot adoptie en pleegzorg. Ook religie, betaalbaarheid van IVF en facilitering vanuit de overheid spelen een rol. In fertiliteitsklinieken in Aziatische landen is nu nog weinig aandacht voor de optie van adoptie en pleegzorg.
Goed voorgelichte ongewenst kinderloze stellen zouden een bron van gezinnen kunnen zijn om het subsidiariteitsbeginsel van ‘opvang in eigen land’ handen en voeten te geven. Maar in niet ieder land is dit vanzelfsprekend en zijn er voldoende gezinnen beschikbaar voor de kinderen die dat nodig hebben.
# De auteurs hebben hun informatie vanuit een zoektocht uit internet en wetenschappelijke literatuur, aangevuld door interviews met clinici uit verschillende landen. Zij geven aan dat Informatie was niet volledig en moeilijk toegankelijk en een aantal landen moesten worden uitgesloten omdat informatie niet vrijgegeven werd. In het artikel vond ik ook enkele onduidelijkheden, waarover contact met de auteurs is opgenomen. De conclusies uit deze samenvatting worden hierdoor niet beïnvloed.
*UN Guidelines for Alternative care – een uitwerking van het Kinderrechtenverdrag. Uitwerking in Moving Forward.
Kennisflits 2021:3 The International Conference on Adoption Research ICAR7
In juli vond het grote 2-jaarlijkse adoptie-onderzoek congres ICAR plaats. Dit jaar 4 dagen online met 169 presentaties en ruim 300 deelnemers uit 30 landen. Het leverde nieuwe inzichten en indrukwekkende overzichten.
In dit congres zag je een duidelijke verschuiving in onderwerpen: omdat geadopteerden ouder worden, is er ook meer onderzoek naar hoe geadopteerd zijn later in het leven doorwerkt.
Herstel bij tieners
Zoals naar de tieners: Omdat in de puberteit verbindingen in de hersenen geherrangschikt worden, kunnen ‘negatieve sporen in het brein’ van traumatische belevenissen voorafgaand aan de adoptie worden ‘overschreven’ en blijkt ook deze leeftijd kansen op herstel te leveren.
Geboortefamilie
Een ander thema was over het contact met geboortefamilie: naast de positieve effecten waarin voor de geadopteerde puzzelstukjes op hun plaats kunnen vallen, blijkt dat het contact helemaal niet altijd makkelijk is. Het leidt niet automatisch tot meer tevredenheid met het leven. Ook wanneer de geboortefamilie contact legt, blijkt dat bij geadopteerden ook negatieve emoties op te roepen. Bij ontmoetingen met geboortefamilies kan ook trauma de kop opsteken - ook bij de geboortefamilie, waardoor gedrag opgeroepen kan worden dat niet direct te begrijpen is, maar waar je eigenlijk een 'traumabril' bij nodig hebt.
Sociale media
Sociale media speelt tegenwoordig een centrale bij het zoeken naar familie. Onderzoekers vonden dit altijd vrij risicovol voor de geadopteerden, maar in de presentaties in ICAR7 zag men meer voordelen dan nadelen: het contact is niet zo beladen, 'normaler', je hebt meer tijd om elkaar te leren kennen. Vaak gaat het contact via broers en zussen. Er blijven natuurlijk lastige zaken zoals de wederzijdse verwachtingen en het feit dat de behoefte aan contact kan verschillen.
Adoptieparadoxen
De stem van de geadopteerden klonk ook meer door in de verschillende studies: zo liet een lezing over 'etniciteit en ras' zien dat het verhaal rond adoptie toch meerdere paradoxen met zich meebrengt, zoals dat het krijgen van een gezin ook een verlies van een gezin betekent, of dat geadopteerden bij opgroeien behandeld worden als blanken, terwijl de maatschappij hen later vaak behandelt als raciale minderheid.
Dit en nog veel meer uit ICAR7...
Kennisflits 2021:2 Zorg voor nazorg
EurAdopt is een samenwerkingsverband tussen Europese adoptieorganisaties. Deze organisaties proberen hoge ethische standaarden aan te houden, informatie uit te wisselen en soms ook samen te werken aan gezamenlijke problemen. Zo’n gezamenlijk probleem is adoptienazorg bij zoeken naar herkomst. Deze nazorg wordt echter steeds moeilijker, bleek uit een inventarisatie die ik voor EurAdopt deed bij 24 EurAdopt adoptieorganisaties in 11 landen.
Uit de inventarisatie bleek dat het Haags Adoptieverdrag maar weinig zegt over nazorg en dat nazorg in de verschillende landen ook niet voldoet aan wat het Haags Adoptieverdrag vraagt. Een zorgelijk punt bij nazorg is dat de meeste hulpverlening voor het zoeken van geadopteerden naar hun achtergrond ligt bij de adoptieorganisaties - alle 24 organisaties hielden zich hiermee bezig. Ze moesten het echter meestal zelf bekostigen, terwijl hun inkomsten bij de dalende adoptieaantallen steeds lager liggen. Daarom luiden ze aan de noodklok.
EurAdopt heeft daarom een Manifest gemaakt, waarin aangeven wordt aan welke minimum eisen nazorg zou moeten voldoen. Naast levenslange toegankelijkheid, flexibiliteit en adoptiecompetente hulpverleners, wordt ook aandacht gevraagd voor nazorg voor de eerste ouders van de geadopteerden.
Daarnaast bepleit EurAdopt aandacht voor nieuwe ontwikkelingen, zoals het gebruik van sociale media bij het zoeken van familie, maar ook voor gebruik van commerciële databanken bij zoeken, omdat de privacy van geadopteerden hierbij niet gegarandeerd is. Tenslotte geeft het document met minimale eisen ook voorbeelden van goede ontwikkelingen
Dit is een samenvatting van mijn presentatie op het Internationale Congres over Adoptie Onderzoek, 7-7-2021
Het EurAdopt Manifest over Post Adoption Services en de inventarisatie zijn te vinden op de EurAdopt website
Kennisflits 2021:1 Hechting, wat kunnen we er (niet) mee?
Het gebruik van hechtingstheorie om relaties tussen ouders en kinderen te beschrijven is populair. Ook in rechtszaken over uithuisplaatsingen van kinderen of toewijzen van voogdij bij scheiding. Maar kan dat wel? In een consensus artikel beschrijven zeventig hechting-gespecialiseerde wetenschappers waar hechtingsonderzoek voor kan worden gebruikt en waarvoor niet. Wat kan je nou in de praktijk met al deze prachtige kennis?
Wat is hechting?
De kern van de hechtingstheorie is dat kinderen een vertrouwde verzorger nodig hebben, die een veilige basis vormt van waaruit het kind de wereld in durft te gaan. Hiervoor moet de verzorger de behoeftes van het kind aan kunnen voelen (sensitiviteit) en erop kunnen reageren (responsiviteit).
Voor een goede hechting is het niet nodig dat de zorg voor het kind optimaal is – als het maar goed genoeg is en het kind zich kan ontwikkelen. Een kind kan met meerdere verzorgers een hechtingsband aangaan. Continuïteit is belangrijk. Scheiding van een hechtingsfiguur is verlies voor een kind en kan schadelijk zijn voor zijn/haar ontwikkeling en voor de toekomstige relatie met deze hechtingsfiguur.
Hechting is een menselijke noodzaak. De enige situatie waarin kinderen soms niet gehecht zijn, is in kindertehuizen. Hechting moet wel opgebouwd worden. Bij baby’s ontstaat het aan het eind van hun eerste jaar, bij pleeg- en adoptiekinderen wanneer ze wat langer in hun nieuwe gezin doorgebracht hebben.
Hechtingsclassificaties
In hechtingsonderzoek wordt hechting ingedeeld in classificaties. Hierbij gaat het niet om hechtingsstoornissen - een hechtingsstoornis is een psychiatrische diagnose (Reactieve hechtingsstoornis of Allemansvriendjesgedrag) en komt maar weinig voor. Onveilige hechting is heel wat anders - er zijn veel mensen met een onveilige hechting en die kunnen prima functioneren. De classificaties zijn:
Onjuist gebruik
Op groepsniveau helpen deze classificaties een goede sociale ontwikkeling en geestelijke gezondheid te voorspellen. Alleen: kwaliteit van hechting meten is moeilijk en kan alleen worden uitgevoerd door getrainde professionals. Je kunt niet bij een kind zeggen: ‘Oh, dit kind wordt niet goed opgevoed, dat zie je aan de onveilige hechting’. Daarom is het gebruik van hechtingstheorie in de rechtszaal - bij kinderbeschermingszaken of in voogdijzaken - niet één op één bruikbaar. Want ‘science generalizes, the court particularizes’.
Er zijn meer misvattingen over het gebruik van de hechtingstheorie – en deze vinden we momenteel te vaak terug bij beslissingen in rechtszaken:
Zoals dat je uit het ‘hechtings’gedrag van het kind iets kunt zeggen over hoe sensitief de verzorger is. Of dat het kind maar aan één verzorger kan hechten. Meerdere hechtingsfiguren zijn juist belangrijk voor een kind. Ze kunnen ook verschillende klemtonen in hechting leggen: Zo dragen moeders wat vaker bij aan het aspect van ‘veilige haven’ en vaders wat vaker aan het aspect van de ‘veilige basis’ waar vanuit het kind de omgeving kan ontdekken.
Belang van het kind
Maar als rechters beslissingen moeten nemen in het belang van het kind, en hechting is zo belangrijk maar niet individueel bruikbaar, wat kunnen rechters dan nog? Het antwoord hierop is dat ze belangrijke algemene lessen vanuit de hechtingstheorie zwaar moeten laten meewegen. Zoals het feit dat hechtingsfiguren van wezenlijk belang zijn voor kinderen, ook als de verzorging niet optimaal is. Als de zorg ‘goed genoeg’ is, is het beter voor kinderen dat ze thuis kunnen blijven terwijl hun ouders ondersteund en begeleid worden en leren hoe ze een veilige haven kunnen zijn, dan hechting af te breken en het kind in een tehuis of in instabiele pleegzorg te plaatsen. Want dat is bewezen schadelijk voor kinderen.
En als overplaatsing van een kind onvermijdelijk is, dan moet contact met hechtingsfiguren niet verbroken worden, niet bij uithuisplaatsingen, niet bij overplaatsingen, niet bij herenigingen, niet bij scheidingen – tenzij de contacten gevaar opleveren voor het kind of het welzijn bedreigen. Je moet juist proberen de contacten te steunen.
Ook is het belangrijk bij verplaatsingen van een kind dat het niet traumatisch abrupt gaat. Het kind moet de veilige haven van het oude gezin niet kwijt raken voordat het het gevoel heeft kunnen opbouwen dat de nieuwe plek een veilige haven is.
Probeer bij scheidingen beide ouders te laten begrijpen hoe belangrijk het doorgaand contact met de andere ouder is – ook voor de lange termijn. Alleen als er schadelijk contact is of als de ruzies tussen het echtpaar te erg zijn, dan kan het beter voor het kind zijn om contact af te breken – ernstige vechtscheidingen zijn zelfs een risico voor hechtingsproblematiek van het kind.
Interventies
Verder kan je gezinnen leren hoe je sensitieve zorg kunt geven. Door hen te helpen om het gedrag van het kind te begrijpen. En ze te leren hoe je de signalen van het kind oppakt en hoe je er goed op kunt reageren. En daar zijn goede, bewezen werkende interventies voor. Het mooist is het om dit soort interventies in te zetten als uithuisplaatsing dreigt, of – als het kind toch in een ander gezin wordt geplaatst - zo snel mogelijk in het nieuwe gezin, zodat hechting optimaal bevorderd wordt.
Naar een uitgebreide samenvatting van het artikel
Kennisflits 2020:5 Commerciële DNA-databanken
Het internet geeft geadopteerden steeds meer mogelijkheden om zelf op zoek te gaan naar hun genetische achtergrond. Naar verwachting zullen commerciële DNA-banken daar een steeds grotere rol in spelen, want zoeken via deze databanken is niet duur, het is snel en je hebt er zelf controle over. Maar er kleven ook risico's aan.
De laatste jaren zijn steeds meer geadopteerden geïnteresseerd in genetisch testen om meer over hun achtergrond te weten te komen. Meestal gaat dat via Direct-To-Con r Genetic Testing (DGC-GT) databases zoals 23andme of MyHeritage. In een onderzoek bij uit Korea geadopteerde Amerikaanse tieners bleek dat bijna de helft belangstelling had voor genetisch testen, voornamelijk vanuit nieuwsgierigheid naar hun geboortefamilie en hun etniciteit[1].
Met behulp van een via social media uitgezette vragenlijst onderzochten Lee en collega’s wat het genetisch testen de geadopteerden opleverde. Van de 117 geadopteerden in de studie was de helft interlandelijk geadopteerd en de helft binnenlands. De meesten waren bekend met genetisch testen (72%) en van hen had driekwart gezocht naar hun biologische familie. De grootste groep had hiervoor commerciële DNA databanken gebruikt (59%).
De meesten hadden de test aangevraagd met het doel om
· biologische familie te zoeken (83%),
· ras en etniciteit te bevestigen (72%)
· te weten te komen waar voorouders vandaan kwamen (66%)
· informatie te zoeken over gezondheidsaspecten (60%).
Zoeken
De geadopteerden bleken over het algemeen tevreden zijn: 88% was tevreden over de informatie over hun ras, etniciteit en voorouders en 67% over informatie voor het zoeken van biologische familie.
Op de impact die het contact leggen met de biologische familie kan hebben op alle partijen gaat dit artikel niet in. In Baden et al (2020)[1] wijzen ervaren zoekers op het belang van deskundige begeleiding wanneer zoektochten mislukken, familie de geadopteerde afwijst en wanneer afstandsverhalen belastend zijn. Ook benadrukken zij hoe moeilijk het vormen van bevredigende relaties met de oorspronkelijke familie kan zijn.
Privacy
Bij de niet-gebruikers van de DNA-databanken waren er met name zorgen over betrouwbaarheid, veiligheid en privacy. En terecht: Amerikaanse databases moeten onder sommige omstandigheden hun gegevens delen met de overheid en bijvoorbeeld FamilyTreeDNA heeft de data gedeeld met de FBI om misdaden op te lossen, zonder dat te vermelden. Volgens Nederlandse wetgeving mag dit niet, die stelt strenge eisen aan genetisch testen, maar omdat de testen in het buitenland worden gedaan, hebben Europese overheden hier geen zeggenschap over[4]. Het bleek dat het privacybeleid en het eigenaarschap van de testresultaten vaak niet duidelijk waren voor de gebruikers.
Onrust over gezondheid
De geadopteerden bleken het minst tevreden te zijn over de informatie die ze kregen over gezondheidsaspecten en genetische risico’s (ruim de helft was tevreden). Hier zien deskundigen ook de grootste onduidelijkheden. Het artikel van Lee noemt:
Ook de Werkgroep Ethiek en Recht van de Vereniging Klinische Genetica Nederland spreekt in haar discussiestuk[4] bezorgdheid uit, onder andere over de kwaliteitsborging en de nauwkeurigheid van de testen en resultaten, en de kwaliteit van de informatievoorziening. Zowel het artikel van Lee als de klinische genetici waarschuwen voor het feit dat de klanten de resultaten zelf binnen krijgen, zonder medici die resultaten voor hen kunnen duiden en die hen hierbij kunnen begeleiden. Daardoor kunnen de klanten resultaten verkeerd interpreteren en dat kan tot veel onrust leiden. Ook huisartsen zijn niet opgeleid om dit soort data te interpreteren en zelfs specialisten - de klinisch genetici - kunnen vaak geen duidelijkheid geven op basis van de testresultaten, zeker niet bij aandoeningen waarbij zowel genetische als andere factoren een rol spelen.
Aanbevelingen
Naast de waarschuwing voor gebrek aan kwaliteitsborging en privacybewaking bij gebruik van commerciële DNA-banken, geven deze artikelen dus ook een sterke aanbeveling om met zulke gevoelige zaken als zoektochten en gezondheidsrisico's niet aan de slag te gaan zonder ervaren begeleiding.
Gera ter Meulen
[1]
Cai, J., et al. (2020). "Psychological correlates of interest in genetic testing among Korean American adoptees and their parents." J Genet Couns 29(3): 460-470.
[2] Lee, H., Vogel, R.I., LeRoy, B & H.A. Zierhut (2020). "Adult adoptees and their use of direct-to-consumer genetic testing: Searching for family, searching for health." Journal of Genetic Counseling: 14.
[3] Baden, A. L., et al. (2020) "Searching for contact with birth relatives: Search angels and search facilitators." Journal of Social Work: 21.
[4]
Discussie stuk Werkgroep Ethiek en Recht van de Vereniging Klinische Genetica Nederland.
https://www.vkgn.org/files/201/VKGN%20discussiestuk%20DTC-GT%202019.pdf
Kennisflits 2020:4 ‘Je moet het toen zo zwaar gehad hebben…’
Skandrani, S., et al. (2019). "The Impact of Children's Pre-Adoptive Traumatic Experiences on Parents." Frontiers in Psychiatry 10.
Alegret, I. A., et al. (2020). "Influence of Communicative Openness on the Psychological Adjustment of Internationally Adopted Adolescents." Journal of Research on Adolescence 30: 226-237.
Een opmerkelijk onderzoek liet zien hoe moeilijk het voor adoptieouders kan zijn om te praten over trauma’s in de voorgeschiedenis van hun adoptiekind. En bijna tegelijk kwam een artikel uit dat laat zien dat juist open communicatie gedragsproblemen kan voorkomen …..
Te pijnlijk
Skandrani vroeg 41 Franse adoptieouders naar de traumatische ervaringen van hun geadopteerde kinderen voordat ze geadopteerd werden. Traumatische ervaringen op jonge leeftijd kunnen namelijk een risico zijn voor een goede sociale en emotionele ontwikkeling. Meer dan de helft van de adoptiekinderen had voor hun adoptie traumatische gebeurtenissen zoals verlies, verwaarlozing of mishandeling, ongelukken of ernstige ziektes meegemaakt. Terwijl de adoptieouders goed en met inlevingsvermogen konden vertellen over trauma’s wanneer die ná de adoptie hadden plaatsvonden, bleek dat het moeilijk voor hen was om de trauma’s te beschrijven die hun kind vóór de adoptie had doorgemaakt. De confrontatie met het trauma van hun kind riep verdedigingsmechanismes op bij de ouders, waardoor hun vertelling onnatuurlijk werd. Hun verhaal was bijvoorbeeld gevoelloos (12 x), het belang van het trauma werd ontkend (14 x), of het werd gepresenteerd als iets raars, iets dat misschien hoorde bij de andere cultuur(13 x). Achttien van de vierentwintig adoptieouders konden er ook geen logisch verhaal van maken – ze sprongen van de hak op de tak, lieten stiltes of stopwoordjes vallen, hadden tics.
Het lijkt alsof de ouders zichzelf beschermen door afstand te nemen van het ondraaglijke. Maar als ze er niet over kunnen praten, kunnen ze hier dus ook niet open over communiceren met hun adoptiekinderen. Terwijl dat wel van wezenlijk belang is. Zoals het onderzoek van de Spaanse Alegret liet zien:
Open communicatie
Alegret onderzocht bij 100 geadopteerden tussen de 12 en 18 jaar de invloed van open communicatie op gedragsproblemen. Meer dan een kwart van hen had traumatische ervaringen doorgemaakt: zo was 32% mishandeld geweest en 27% was tijdens de zwangerschap blootgesteld geweest aan alcohol en/of drugs. Zes procent had last van externaliserende gedragsproblematiek zoals agressie, 15% van internaliserende (angst, depressie, terugtrekken), een klein deel had last van denkproblemen, sociale problemen en aandachtsproblemen. Traumatische ervaringen en gedragsproblematiek bleken met elkaar samen te hangen.
Maar: hoe opener de geadopteerden met hun adoptieouders konden praten, hoe minder deze gedragsproblematiek voorkwam! Hoeveel impact de trauma’s hadden, werd sterk bepaald door de openheid in communicatie.
Alleen, juist de adolescenten die meer mishandeling hadden doorgemaakt, hadden minder open communicatie met hun ouders. En de meeste adoptieouders die niet aan het onderzoek wilden meedoen, wilden dit niet omdat ze niet wilden praten over de voorgeschiedenis van hun kind.
Ook dit laat weer zien dat veel families het moeilijk vinden.
Extra lastig, maar belangrijk
Als we de beide artikelen naast elkaar leggen, dan zien we dat het voor adoptieouders moeilijk kan zijn om te praten over de trauma’s van hun adoptiekind voorafgaand aan de adoptie. Maar open communicatie is heel belangrijk, juist als er trauma’s hebben plaatsgevonden, want deze kunnen leiden tot gedragsproblemen waar de geadopteerde en familie veel last van kunnen hebben.
Beide artikelen benadrukken dan ook het belang van goede voorbereiding en hulp aan de adoptieouders over het belang om dit wel onder ogen te zien, zodat ze het in openheid met elkaar kunnen bespreken.
En: wanneer dit speelt bij adoptiekinderen, is redelijkerwijs aan te nemen dat dit ook bij pleegouders van belang is…….
Kennisflits 2020: 3 Informele netwerken: belangrijk voor pleegouders!
In Nederland stopt jaarlijks zo’n 7% van de pleegouders omdat ze ongelukkig zijn met de gang van zaken[i] en in 2019 werd 30% van de plaatsingen voortijdig beëindigd[ii]. Het stoppen met een pleegzorgplaatsing of met pleegouderschap hangen vaak samen met ontevredenheid van pleegouders met de plaatsing en gebrek aan steun. Vanderfaeillie en collega’s onderzochten bij Belgische pleegouders welke factoren samenhingen met lage tevredenheid van pleegouders – en wat bleek? Pleegouders met weinig steun uit hun eigen netwerk liepen een significant hoger risico.
Uitdaging
Pleegzorg is een prachtige, maar complexe uitdaging voor pleegouders, die vaak bemoeilijkt wordt door de ernst van de psychische – en daarmee gedrags- problemen van de pleegkinderen en door de complexe relatie met de ouders van de kinderen. Er wordt heel veel van pleegouders verwacht: zij moeten een veilig thuis bieden waar een pleegkind zich goed ontwikkelen kan op lichamelijk, geestelijk, sociaal en emotioneel vlak en qua opleiding. Pleegouders moeten permanentie bieden, de relaties tussen het pleegkind en diens ouders ondersteunen, diversiteit onderkennen en aan culturele behoeftes voldoen en kunnen omgaan met verlies en onduidelijkheden. Daarnaast moeten ze voldoen aan alle formele eisen die aan pleegouderschap gesteld worden (omgaan met administratie, voogden, pleegzorgwerkers, andere professionals) en werken als teamlid. Aan de andere kant moeten ze veel kunnen incasseren: de mogelijkheid dat de relatie met het pleegkind verbroken kan worden, inbreuk op het privéleven van het gezin, financiële druk en steeds hogere verwachtingen. Deze zaken verhogen de druk op pleegouders en kunnen leiden tot onhoudbare stress en daarmee tot uitplaatsing en/of stoppen met pleegouderschap.
Balans
De Equity theorie van Adams legt uit wat er dan gebeurt: de pleegouders kunnen in zo’n situatie ongelukkig worden in hun pleegouderschap omdat hun investeringen (in b.v. zorg, tijd, aandacht, expertise) uit balans raken met wat ze krijgen aan waardering, liefde en erkenning. De balans kan hersteld worden door meer input (bijvoorbeeld deskundigheidsbevordering of aandacht) of output (meer waardering, of betere relatie met het pleegkind), of pleegouders stappen uit deze situatie via een overplaatsing van het pleegkind, of door zelf te stoppen. Het gaat hier niet om een klein probleem: In Nederland stopt jaarlijks zo’n 14% van de pleegouders, meer dan de helft hiervan omdat ze vastlopen, vooral door te zware belasting en gebrek aan waardering, steun en samenwerking met professionalsi.
Kwetsbaar
Vanderfaeillie wilde weten welke pleegouders dit risico liepen en ongelukkig waren met de opvoeding van hun pleegkind of met de relatie met de ouders van het pleegkind. Hij keek welke kenmerken van pleegouders, pleegkinderen en plaatsingen samenhingen met factoren die in- of output bepaalden. Hij koos daarvoor de volgende factoren:
· De pleegzorg-voorbereidingscursus
· Samenwerking met professionals
· Financiële compensatie en
· Tevredenheid met de relatie met het pleegkind.
Allereerst gaven de meeste pleegouders aan dat ze behoorlijk tevreden te waren met pleegzorg en met geleverde ondersteuning..
Verder bleek tevredenheid met de relatie met het pleegkind voor pleegouders verreweg het belangrijkst te zijn, daarna een goede samenwerking met de professionals; financiële compensatie of voorbereiding werden het minst belangrijk gevonden.
Familie en vrienden
Zoals verwacht hadden gedragsproblemen van het pleegkind significante invloed op de tevredenheid met bijna alle factoren.
Maar ook gebrek aan niet-professionele steun (zoals familie en vrienden) bleek relatief veel impact te hebben: het was significant van invloed op tevredenheid met voorbereiding, vergoeding, de relatie met het pleegkind en ondersteuning bij de opvoeding. Deze informele steun is hiermee dus belangrijk voor het volhouden van het pleegouderschap.
Uit het onderzoek bleek dat vooral bestandspleegouders met een beperkt sociaal netwerk en pleegkinderen met gedragsproblemen het grootste risico liepen op uitplaatsing van het pleegkind en het stoppen met pleegouderschap.
Mockingbird
Dit artikel viel me op omdat wij momenteel bezig zijn om te kijken of het Mockingbird Familie Model, geschikt zou zijn voor Nederland. Dit is een model gericht op het vormen van een sociaal netwerk van pleegouders, met een centraal ervaren pleeggezin, waarbij juist informeel lotgenotencontact de pleegouders helpt. In Engeland lag breakdown (ongewenst verbroken plaatsingen) bij Mockingbird 20% lager en gaf 17% van de pleegouders aan dat ze gestopt zouden zijn als ze niet de ondersteuning vanuit hun Mockingbird constellatie hadden gehad.
Meer lezen, horen en zien?
Luke, N & Sebba, J. (2014). Supporting each other. An international review on peer contact between foster carers, Rees Centre, University of Oxford over het belang van lotgenotencontact
Mockingbird webinar OZJ Zoomerschool, waarin Simone Loonstra (Ondersteuningsteam Zorg voor Jeugd) en ik vertellen over het Mockingbird project in Nederland.
[i]
NJI, JN en NVP (2019). Waarom stoppen pleegouders?
[ii] Met en zonder instemming van alle betrokkenen. Breakdown t.o.v. alle plaatsingen 2,24%. Factsheet Pleegzorg 2019Nieuwe alinea
Kennisflits 2020:2 Slaap!
Review van verschillende artikelen
Adoptieouders worden vooraf al gewaarschuwd dat hun kinderen last kunnen hebben van slaapproblemen. Maar slaapproblemen bij jonge kinderen blijken heel algemeen te zijn, wel meer dan een kwart heeft er last van. Nieuwe onderzoeken geven weer nieuw inzicht in slaapproblemen bij pas aangekomen adoptiekinderen.
Bij slaapproblemen kan het gaan om inslaap problemen, zoals niet naar bed willen, of bang zijn in het donker. Of het gaat om doorslaap problemen, zoals vaak wakker worden, onrustig slapen, nachtmerries of bedplassen. Slaapproblemen bij jonge kinderen kunnen blijvend zijn en het kind hinderen in de verdere ontwikkeling[i].
Waarom slaapproblemen?
Verschillende wetenschappelijke artikelen vonden dat geadopteerde kinderen meer last hebben van slaapproblemen, zeker tijdens de periode na aankomst. Dit lijkt ook logisch: hun voorgeschiedenis is wel anders dan van een gemiddeld kind. Meerdere zaken kunnen een rol spelen:
Ook bij pleegkinderen – waar vergelijkbare systemen spelen (verwaarlozing, trauma, verbroken hechtingsrelaties en overplaatsingen) worden meer slaapproblemen gevonden dan bij hun leeftijdsgenoten[v].
Zorgen
Veel adoptieouders maken zich zorgen over slaapproblemen. In een onderzoek van Tan naar slaapproblemen bij Chinese geadopteerde meisjes bleek dat 9% van de adoptieouders slaapproblemen in de top 3 van problemen zetten[vi]. Hij vond ook dat adoptieouders zich onzekerder voelden in hun rol als ouder wanneer hun kind problemen tijdens het slapen had. Doordat ze er niets aan konden doen, voelden ze zich machteloos en slechte ouder. Bij inslaapproblemen was dat niet het geval, dat werd redelijk normaal gevonden. Hierbij konden ze hun kind ook helpen, bijvoorbeeld door het in bed te nemen[vii].
China
Het was dan ook onverwacht dat twee studies vonden dat jonge, uit China geadopteerde meisjes minder slaapproblemen hadden dan hun niet-geadopteerde leeftijdsgenoten (Finet, 2019[viii], Nederlands onderzoek, Tanvii). Onderzoekers denken dat het verblijf in Chinese kindertehuizen of pleeggezinnen mogelijk minder stressvol voor de kinderen is dan omstandigheden die geadopteerde kinderen uit andere landen meemaken.
Slaap-specifiek onderzoek
Verder zijn al deze slaaponderzoeken gedaan door onderzoekers die vooral adoptie-gespecialiseerd zijn. Het korte onderzoeksrapport van een groep Belgische onderzoekers, gespecialiseerd in slaapproblematiek (Schenkels et al, 2019[ix]) is dan ook heel interessant, omdat zij vanuit een ander perspectief kijken en (in tegenstelling tot de eerdere onderzoeken) uitgebreide, formele slaap-vragenlijsten gebruikten. Zij onderzochten een groep geadopteerde kinderen (27 kinderen, rond 3 jaar oud, minder dan een half jaar in België, helaas niet duidelijk uit welke landen en met welke voorgeschiedenis) en vergeleken die met overeenkomstige groep niet-geadopteerde kinderen. In dit onderzoek bleken de geadopteerde kinderen significant meer slaapproblematiek te vertonen: 67% van de kinderen versus 40% van de controlegroep (93 kinderen). Zij vonden geen verschillen in doorslapen, bedplassen en snurken. Wat wel opviel was dat veel meer kinderen (44% vs. 12%) last hadden van het ‘onrustige benen syndroom’- waarbij je benen juist als je bijna slaapt pijn gaan doen als je ze niet beweegt. Dit zou samen kunnen hangen met een laag ijzergehalte in het bloed – dat zie je vaker bij geadopteerde kinderen. De jongere kinderen hadden meer slaapproblemen dan de oudere kinderen.
Het lijkt dus terecht dat adoptieouders gewaarschuwd worden voor slaapproblemen bij hun recent geadopteerde kinderen. En een check op mogelijk ijzertekort is de moeite waard.
Kennisflits 2020:1 De waarde van adoptie als kinderbeschermingsmaatregel
Palacios, J., Adroher, S., Brodzinsky, D. M., Grotevant, H. D., Johnson, D. E., Juffer, F., Martinez-Mora,L., Muhamedrahimov, F.J., Selwyn, J. and Tarren-Sweeney, M. (2019). Adoption in the service of child protection: An international interdisciplinary perspective. Psychology, Public Policy, and Law, 25(2), 57-72.
Een groep toonaangevende adoptie experts schreven samen een artikel waarbij zij het fenomeen adoptie beoordelen, met als basis de rechten en het welzijn van kinderen. Zij presenteren een ethisch en wetenschappelijk onderbouwd kader voor beleid en praktijk.
Bedreigde basis
Wanneer kinderen niet meer thuis kunnen wonen, moet een oplossing gevonden worden die in het beste belang van de kinderen is. Veel kinderen zijn op jonge leeftijd verwaarloosd, mishandeld en/of zijn opgevangen in tehuizen. Het is gebleken dat de ontwikkeling van hun hersenen, groei, gezondheid, hechting en emotieregulatie hierdoor uit balans raakt. Risico op gedragsproblematiek wordt groter en daarmee later ook op psychiatrische problematiek. De schade is niet simpel te verhelpen via medicatie of psychotherapie.
Wanneer kinderen daarna ook nog worden blootgesteld aan instabiele pleegzorgplaatsingen, nemen risico’s zelfs toe. Overplaatsingen kunnen leiden tot meer problemen in gedrag, opleiding en sociale contacten en hangen samen met hoger gebruik van geestelijke gezondheidszorg en meer aanvaringen met de wet.
Permanentie
Bij uithuisplaatsingen moeten autoriteiten altijd een afweging maken tussen enerzijds het recht van gezinnen op privacy en familieleven (de Rechten van de Mens) en anderzijds het risico op aantasting van het recht op veiligheid, ontwikkelingskansen en een liefdevol gezin (de Rechten van het Kind). Hereniging is daarom ook steeds de eerste optie, maar levert ook een risico op overplaatsingen, want helaas mislukt het vaak en worden kinderen opnieuw uithuisgeplaatst.
Steeds weer laten studies zien dat kinderen voor hun ontwikkeling continuïteit, koestering, veiligheid en vertrouwen nodig hebben en dat dit het beste is te borgen binnen een gezin – niet in een instelling. Hierbij wordt het belang van ‘permanentie’ steeds meer onderkend. Permanentie is meer dan stabiliteit in plaatsing - permanentie omvat zowel juridische, plaats- als relationele continuïteit:
Kans
De kinderbeschermingsmaatregel met de hoogste kans op permanentie is adoptie. Wetenschappelijke studies laten zien dat de meeste kinderen na adoptie in een liefdevol gezin verbazingwekkend herstel laten zien. De meeste volwassen geadopteerden blijken zich goed aan te kunnen passen. Eventuele problemen hangen vooral samen met de ernst en duur van de ontberingen voorafgaand aan hun adoptie.
Omdat adoptie hoge permanentie en herstel levert, zien de auteurs adoptie als een volwaardige optie voor kinderen die niet meer thuis kunnen wonen. Onder voorwaarde dat overheden zorgen dat alle procedures ethisch verlopen, adoptieouders goed worden voorgelicht en adoptieouders, geadopteerden en biologische familie toegang hebben tot adoptie-competente hulp. Geadopteerden hebben recht op inzage in hun dossiers. Misstanden kunnen nooit getolereerd worden en overheden moeten alert zijn en zorg dragen voor slachtoffers.
Next to research as a hobby I sculpture. The sculpture from which my logo is derived is a representation of foster and adoptive parents being a 'safe base' for the children in their care - a concept from the attachment theory.